De buren klaagden dat ze wakker gehouden werden door de bellen van de paarden. Hebben wij geen last van gehad, wanneer om 7 uur de “wake-up-tee” wordt geserveerd. Al onze persoonlijke bagage gaat terug de grote rugzakken in (Paba inspecteert of alle goed vastzin, voor hij er zijn paarden mee opzadelt) en de dagrugzakken worden gevuld met flessen rivierwater, gekookt door de kok of rechtstreeks uit de rivier met een tabletje Micro-Pur erin. Het ontbijt is zo stevig als je zelf wil, en bestaat uit Ladakhs brood (een soort versgebakken dikke pannenkoeken) met honing of confituur; er is niet alleen thee, maar ook oploskoffie en melk.
Wij gaan op pad met onze gids (de kok van daarnet), terwijl Paba het kamp opbreekt en op zijn lastdieren laadt. Later op de dag zal hij ons inhalen, en dan voorop gaan om het kamp te installeren.
De dagtocht begint met een stevige klauterpartij, omdat de rivieroever plaatselijk overstroomd is. Tengere Namgyal sleurt zo nodig moeiteloos 70kg belanden met 4 liter drinkwater een meter omhoog. Een paar uur later passeren we de ingang van het Hemis Nationaal Park, waarvoor de permit 700 roepies bedraagt. Het eerste stuk is een gemakkelijk pad langs de rivier, licht stijgend, een afwisseling van open terrein en licht bebost gebied, tussen hoog oprijzende wanden. Af en toe moeten we een gammel brugje over, of komen we langs een eenzaam huis of een paar bouwvallige stupa’s. Een pad dat er van op enige afstand uitziet als een potloodstreep op het grijze vlak van een scherpe helling, is minder geruststellend. Maar goed; als anderen hun evenwicht kunnen vinden in de kiezel, kan ik het ook. En dan zijn er ook de mani-muren: niet echt muren hier, maar eerder brede en zeer lange vlakke stapels stenen. Elk van de honderden platte keien staat vol met sierlijke lettertekens. Indrukwekkend.
Rond 13uur bereiken we de theetent van Rumbak. We zitten nu op een hoogte van 3800 meter, en een paar andere trekkers hebben er duidelijk last van. Ze laten zich gewoon op de grond vallen, en zijn te vermoeid om zich iets van de goedbedoelde raadgevingen van omstaanders iets aan te trekken. Wij verorberen onze lunch (de lunchbox bevat elke dag: brood, een gekookte aardappel, een paar sneetjes kaas in folie, een fruitsapje, een appel, een paar stukken chocolade), terwijl de gids verbroedert met een paar collega’s.
We komen de hoogvlakte van Rumbak uit door een rivierbedding over te steken. Het gaat verder in stijgende lijn. Stilaan laat ook de vermoeidheid bij ons zich gelden, maar dit wordt gecompenseerd door de verbluffend mooie kleurenpracht van naakte bergwanden. Paars en lila contrasteren met lichtgroen en blauw, met een intensiteit die helaas later niet op onze foto’ s zullen terugvinden. Yurutse vormt dan weer een oase van groene gewassen. Een duidelijke teken van menselijke activiteit in deze dorre omgevingen, alhoewel we geen mensen te zien krijgen rond de één of twee huizen die er staan. Aan de gevels zie je, net zoals op de hogere punten van een wandelpad, fetisjen om het kwaad af te weren (sic. Namgyal). Meestal zijn het ramshorens en schedels, dikwijls met oker besmeurd.
We hebben nu de hele tijd zicht op de besneeuwde flanken van “Stock-Kangri”. Op het laatste stuk naar Ganda-la basekamp moeten we het stappen elke 10 minuten onderbreken met een korte rustpauze; de hoogte neemt ons nu ook te grazen. We lopen nog een grote kudde schapen tegen het lijf, waarvan sommige erg acrobatische stunts uithalen op de steile hellingen. Volgens de gids zijn het doodgewone schapen. Wij dachten even dat we een ontmoeting hadden met de befaamde “barral” of blauwe schapen. We bereiken het basekamp vrij laat (17.45h) en de zon gaat bijna onder. ’t Is hier een pak frisser dan de vorige avond. Paardenman Paba heeft daar echter geen moeite mee. Hij zal gaan slapen onder de blote hemel, tussen 4 muurtjes van bagage.
Het avondmaal is weer overvloedig en lekker. Elke dag krijgen we soep (soms vers, soms uit blik) een schotel met rijst of aardappelen en 2 of 3 soorten groente, vers fruit of gebak of pudding als toetje, en zoete melkthee. Jammer dat de lekkere geuren van het eten verdreven worden door de sterke benzinegeur van de twee kookvuurtjes in de tent. We maken ook nader kennis met een koppel uit Antwerpen, dat hetzelfde traject aflegt, en dat deze avond het enige gezelschap vormt op de kleine kampeerplaats. Ons beider koks hebben ondertussen besloten dat het arbeidsbesparend is om de maaltijden samen te bereiden en te serveren.
Ellen heeft last van hoogteziekte. En heeft het ternauwernood gehaald tot aan het basekamp; het laatste stuk heeft ze afgelegd op de rug van een lastdier. Ze heeft dan ook besloten om ’s anderendaags onmiddellijk naar Leh terug te gaan. Een Diamox uit onze voorraad doet echter wonderen. ’s Anderendaags is zij terug voldoende fit, en besluit dan maar om de trekking gewoon verder te zetten.