’s Morgens zit de moed er weer in; de dag begint met een stralende zon op een lieflijk mooi, groen landschap.
We vertrekken alleen; de gids zal ons in de loop van de voormiddag inhalen met de lunchpakketten. We wandelen lange tijd vlak langs de Markharivier. Niet moeilijk dus, al moeten we al eens pootje baden (schoenen uit en blootvoets over de keien in ijskoud stromend water.
De Markhavallei is magnifiek.
De rivier wordt stilaan breder. De prachtige einder wordt nog fotogenieker door de stupa’s her en der, indrukwekkende manimuren (die steeds per drie voorkomen, en waar je links omheen moet).
Geelkleurige velden door het aangeplante koolzaad, wormen een mooi accent in de warmbruine rotsachtige omgeving aan beide zijden van de inmiddels woeste rivier.
De diepblauwe lucht met witte wolkjes maakt het plaatje kompleet.
Laat ons hier een tentje bouwen….
Maar …een mens moet ook eten. Namgyal is in geen velden en wegen te bekennen. Gelukkig hebben we steeds een voorraadje noten en gedroogde abrikozen in de rugzak.
Tegen 15h komt Namgyal uiteindelijk in zicht en zijn wij behoorlijk ongerust en kwaad. We hadden al zitten fantaseren dat onze begeleiders er met onze bezittingen vandoor waren. Enfin, we krijgen geen hap meer door onze keel, en Namgyal is bijna in tranen!
Blijkbaar was er een ongeval gebeurd met het paard van een ander gezelschap (dat van op een helling in de rivier gesukkeld was), en had hij hulp geboden.
Als we een eind verder de brede Markha moeten doorwaden, mogen we weeral ons plan trekken.
Namgyal is te ver voorop om ons te helpen. Het landschap laat ons níet in de steek.
We komen voorbij een reeks merkwaardige rotsformaties, en bereiken tenslotte de merkwaardige site van Markha-dorp.
De gompa en een paar huizen staan pal op een rotskam die de vallei dwarst.
Vlak voor deze muur wordt ons kamp opgeslagen.
De middagthee gaat ditmaal vergezeld van een soort beignets, pikante gefrituurde uienringen. Lekker. Valt er iets goed te maken misschien?
Aangezien de plaatselijke theetent voorziet in Kingfisherbier kunnen we iets terugdoen. Een klein stroompje water dat door het kampement loopt, doet niet alleen dienst als wasplaats voor gezicht, handen en voeten, kookpotten en borden,maar ook als bierkoeler.
Een poging om de gompa te bezoeken, mislukt. De plaatselijke lama is naar de overkant afgedaald om geld in te zamelen en het gebouwtje is gesloten.
Eenmaal in bed worden we nog een tijdje uit de slaap gehouden door het schrille stemgeluid van de zelfverklaarde kok die beweert bij de groep van de andere Vlamingen te behoren. Die gast loopt al een paar dagen mee; Ellen en Peter uit Antwerpen dachten dat hij bij ons hoorde. En omgekeerd. Hij heeft veel praatjes, maar volgens onze gids-kok richt hij niet veel uit. Vanavond zal hij allicht ook te veel Kingfisher op hebben.