… begint met geitensprongen over een bergbeek, en brengt ons na een paar uur bij een ijskoud bergmeertje. Meer dan één gids moet hier zijn kuren tonen, en een duik nemen. Gelukkig is de temperatuur warm genoeg om de kleren rap te doen drogen.
De hoogte laat zich flink voelen. Een wandelstok komt goed van pas, evenals een gids die, ondertussen vriendelijk op zijn plichten gewezen, de dagrugzak overneemt en braaf zijn tempo aan het onze aanpast. Tot spijt van wie ’t benijdt.
De beide samenwerkende gidsen hebben trouwens vandaag (en eigenaardig genoeg, alléén vandaag) een extra last te dragen: een 3 meter lange stok die als middenpaal van de keukentent dienst doet.
Naast het pad ontdekken we edelweiss, dat volgens Namgyal in zijn geboortedorp als zeep gebruikt wordt. In de verte doemen eigenaardige donkerbruine rotsformaties op; af en toe horen en zien we dikke, grote marmotten. Bij de volgende manimuur vernemen we dat een van de voorgestelde personages de Boeddhistische heilige Milarepa is. De afbeelding is bijzonder fijn, zij het verweerd.
Nimaling is een gigantische hoogvlakte, waar niet alleen de lastdieren van de trekkinggroepen grazen, maar waar ook geiten en yaks op doortocht zijn. Er staat bij aankomst een stevige wind.
Tijd voor de was en de plas. De zorg voor de persoonlijke hygiëne voltrekt zich in het lege tentje, in een ongemakkelijke hurkzit boven een met ijskoud rivierwater gevuld teiltje. Altijd blij als dit achter de rug is. En verder moeten we dringend sokken en zakdoeken wassen. De zes of acht zakdoeken die we bijhebben, zijn ongelooflijk vies. De droge, stoffige, winderige omgeving zorgt voor hoesten en overvloedig snot, zonder dat we er ons ziek bij voelen. Pas de laatste dag van de wandeling zal ik ontdekken dat een dunne sjaal voor mond en neus heel wat ongemak voorkomt. Ondanks zon en wind droogt de was heel langzaam. Het is koud, en het wordt kouder! ’s Nachts houdt het ons uit de slaap.